Home Reizen van Jan en Carla

LAOS & CAMBODJA

 14 januari – 8 februari 2010

kaart

donderdag 14 januari: vertrek Amsterdam / Schiphol

Al weer een reis naar Zuid-Oost Azië; dit deel van de wereld blijft ons toch trekken. Zijn het misschien mijn Indische wortels die hier debet aan zijn? Geen flauw idee. Feit blijft dat we vandaag weer vol verwachting die kant op gaan. Leny brengt ons weg naar het station in Zutphen en gelukkig is het niet glad want er is geen sneeuw meer gevallen. We zijn zo vroeg dat we een trein eerder kunnen nemen en daarmee is de overstaptijd in Arnhem wat ruimer. We zijn dan ook keurig 2½ uur voor vertrek op Schiphol. Dat lijkt royaal maar is het niet: het grenswisselkantoor neemt er zeer ruim de tijd voor. We kunnen nog net een kop koffie met een broodje nemen en dan moeten we al naar de gate.

vrijdag 15 januari: aankomst Chiang Mai (nrd. Thailand)

De overstaptijd in Bangkok voor onze binnenlandse vlucht naar Chiang Mai is goed te doen en daar staat Henk, onze reisleider die in deze stad woont, al te wachten.

De oude binnenstad van Chiang Mai bestaat uit een vierkant met zijden van bijna 2 kilometer, omgeven door een gracht en stadsmuur, die nog op verschillende plaatsen goed te zien is. ’s Middags gaan we met de groep (12 pers.) naar een Hmongdorp. En er gaat vandaag nog iemand mee: de zoon van Henk, Ramon 9 jaar. Een aardige knul die goed Nederlands spreekt en verstaat en die als een herdershond zorgt dat niemand achterblijft. Met een tuktuk verlaten we de stad, rijden met veel bochten omhoog en na een uur draaien en tollen komen we bij een Hmongdorp. Helaas blijkt het een soort Valkenburg of Volendam te zijn: het ene souvenirstalletje naast het andere. De leukste stalletjes zijn die, welke kruiden en gedroogde vruchten verkopen. Ik laat me verleiden tot de aankoop van een zakje jonge geconfijte gember en ontdek verderop grote geperste plakken van kamillebloempjes voor thee. Bij een islamitisch eettentje eten we soep, kowsoi genoemd: pittig met een kippenpootje, gebakken ui en koriander en maken dan een wandeling buiten het dorp door wat bosachtig gebied. Opvallend zijn de bomen die door de bevolking worden uitgehold. De spaanders gebruiken ze voor brandhout. Uiteindelijk valt de boom dan om en kunnen ze het hout overige hout gebruiken. Zelf een boom kappen is namelijk verboden. Na de wandeling gaan we weer terug naar het hotel. Een uurtje later gaan we samen richting Night Market die vlak bij het hotel is. Weer heel veel souvenirs. Er schijnt wel een interessanter deel te zijn, maar we zijn eigenlijk te moe om dit op te zoeken. Snel vinden we al een restaurantje waar we een kleinigheid eten en zoeken dan ons bed op: om even over half 9 liggen we er in.

 

LAOS,

Democratische Volksrepubliek Laos (sinds 1975)

Vlag van Laos          Coat of arms of Laos.svg              Locatie van Laos

Oppervlakte: 6x Nederland ■ Inwonertal: 6,83 miljoen (2009) ■ Bevolkingsdichtheid 28,9 per km² (2009) ter vergelijking: in Nederland 397,7 inwoners per km² (2009) ■ Hoofdstad: Vientiane ■ Taal: Laotiaans ■ Godsdienst: boeddhisme (80%) ■


zaterdag 16 januari: Chiang Mai > Huay Xai (Laos)

Vandaag gaan we met 2 busjes richting grens. Na een uurtje maken we een korte stop bij warmwaterbronnen voor een kop koffie en waar je ook fruit kunt kopen. De eerste de beste dag doe ik al iets waarvan men zegt dat het onverstandig is: ik koop heerlijk zoete en sappige  pomolo die al geschild is. Gelukkig zonder gevolgen. De volgende stop is bij een restaurant met terras boven de rivier; het ligt prachtig. Ze hebben goede ‘echte’ koffie (dus geen oplos) en heel veel verschillende soorten taart. En wat we niet verwachtten: de taart is werkelijk overheerlijk, patisseriekwaliteit. In het Thaise grensplaatsje Chiang Khong lunchen we en worden de douaneformaliteiten snel afgehandeld. Aan de overkant van de rivier zie je Laos liggen. Met 2 houten bootjes, één voor de bagage en één voor ons, varen we de grens over.

Aan de overkant, in Huay Xai, krijgen we de grensformaliteiten van Laos en denk daar vooral niet te licht over. Loket 1: paspoort en visumaanvraag met pasfoto inleveren. Loket 2: betalen, en omdat het zaterdag is kost het een dollar extra! Dan terug naar loket 1 om het paspoort terug te krijgen. Loket 3: paspoort afgeven voor onduidelijke stempeltjes en krabbels. En tot slot naar de overkant van de straat naar loket 4 voor de laatste stempels! We lopen naar ons hotelletje dat bestaat uit diverse kleine houten huisjes. Huay Xai is bij toeristen een populaire plaats om komend vanuit Thailand de Mekong over te steken en Laos binnen te gaan. Het is tevens een belangrijke havenplaats. Het stadje lag voorheen in de Gouden Driehoek. Dat is de benaming voor het grensgebied tussen Thailand Laos en Myanmar(het vroegere Birma. Dit gebied stond in de 20e eeuw lange tijd bekend als de grootste opiumproducent ter wereld, een positie die het later heeft moeten afstaan aan Afghanistan. Hier begon de heroïneroute naar Thailand. Sinds het verbod hierop zijn de gouden tijden voorbij, hoewel nog steeds veel in Laos geproduceerde drugs via Houay Xai Thailand worden binnengesmokkeld. Henk vertelt ons hoe de opiumhandel in noord Thailand is uitgeroeid: de ex-president van Thailand, Thaksin, liet ruim van te voren weten dat met ingang van 1 februari 2003 het in bezit hebben van drugs verboden was. Vanaf die dag werd iedereen die drugs bij zich had of van wie ook maar gedacht werd dat hij met drugs van doen had, zonder omhaal geëxecuteerd. Deze maatregel bleek zeer doeltreffend, maar naar ons idee, op zijn zachtst gezegd, ook nogal rigoreus. In de loop van de middag gaan we naar een dorp van de Lantanstam, waar ze geschept papier maken.

           

Wanneer we aankomen bestormen de kinderen ons met vellen papier in de hoop die te verkopen. De varkens en kippen die de Lantan houden zijn voor de verkoop; zelf eten ze geen vlees. ’s Avonds eten we in een Laotiaans restaurantje aan de rivier kleefrijst met vlees, vis, kip en verschillende groenten.

zondag 17 januari: Huay Xai > Pakbeng

Om half 9 lopen we naar de aanlegplaats van de boten om over de Mekongrivier naar Luang Prabang 300 km verderop te varen. Mekong is de Engelse naam. De eigenlijke naam is Mae Nam Khong wat betekent ‘moeder van de wateren’. Alle belangrijke steden van Laos liggen aan de Mekongrivier, wat veelzeggend is voor het grote belang dat deze rivier voor de Lao heeft. Vervoer van goederen, vee en mensen vindt voor een belangrijk deel over de Mekong plaats. De rivier is hier, in tegenstelling tot in Vietnam, een onstuimige watermassa, die zich een weg door de bergen baant. We hebben een boot helemaal voor onze groep alleen, dus we zitten meer dan royaal. We krijgen een ‘verwenzakje’ met een hartig broodje, koekjes, enz.

Bij een minderhedendorpje leggen we aan en onmiddellijk is er een zwerm kinderen om ons chips en nootjes te verkopen. Verder varend ligt de rivier vol met rotsen en de boot gaat hier zigzaggend omheen. Je kunt ook met een speedboot naar Luang Prabang, maar afgezien van het vreselijke geluid van de motor blijkt het ook levensgevaarlijk te zijn: de speedboten schijnen regelmatig op de rotsen te knallen. Ik heb een boek bij me om te lezen, maar het landschap is zo mooi dat er van lezen niet veel komt. Wat verderop stoppen we bij een dorp van de Khamu-stam. Deze bevolkingsgroep wordt in Laos gezien als de laagste soort mensen en is dan ook heel erg arm. Ze zouden destijds met de Amerikanen gesympathiseerd hebben. Ook hier rennen kinderen naar de net aangekomen boot toe. Dit maal niet om te verkopen maar (nieuwsgierig als kinderen zijn) om te kijken. Ze zijn verlegen en vele kruipen weg als je te dicht in de buurt komt. Henk heeft een paar zakken met kleding bij zich en als de kleding wordt uitgedeeld lijkt het wel sinterklaas: jong en oud krijgt wat uit de zak. Het is een vrij groot dorp waar de mensen dicht bij de natuur leven. We zien ergens ananassen groeien en horen dat wanneer de ananas nog klein (± 15 cm) en onrijp is deze gebruikt wordt om abortus op te wekken. De kern van de jonge vrucht blijkt een hoge concentratie cyanide te bevatten. 

Terug op de boot lunchen we met een grote kom noedelsoep en varen verder de rivier af. Het landschap blijft schitterend en is na elke bocht van de rivier weer anders. Aan het eind van de middag arriveren we in Pakbeng, een dorp dat is gebouwd op een rots boven de Mekong, met mooie uitzichten over de rivier. Het bestaat uit één lange straat met aan weerskanten houten huizen, winkeltjes en wat kraampjes. Het overgrote deel is guesthouse. Het dorp leeft van de toeristen die per boot naar Luang Prabang gaan, nog eens 7 uur varen, en halverwege nu eenmaal ergens moeten overnachten. Even snel een handwasje en dan slenteren we het dorp in. Het leven gaat hier heel rustig. Er is een kleine kermis: springkussen, met dartpijltjes op ballonnen gooien, een schiettent waar op flesjes limonade geschoten kan worden en tennisballen in genummerde vakjes mikken. En dit alles op slechts enkele vierkante meters. Net buiten het dorp is een kleine tempel aan de rivier, waarvoor je een lange trap af moet. Een oude monnik groet ons heel vriendelijk. De tekeningen op de muren van de tempel, door Nederlanders gemaakt als dank voor logies, zien we niet omdat de tempel gesloten is.

maandag 18 januari: Pakbeng > Muang Houn > Pakbeng

We onderbreken de 2-daagse vaartocht naar Luang Prabang met een dag om het achterland te bekijken. We vertrekken met een rammelend busje. Sinds kort is er een asfaltweg, voorheen ging dit uitstapje achter in de vrachtwagen. We stappen uit bij een  kleine nederzetting waar we een lange wiebelende hangbrug over gaan. Aan de andere kant van de kloof zien we hoe de bevolking de plaatselijke sterke drank maakt, ‘lao lao’ genoemd.

Dan gaan we naar een Khmerdorpje. Hier zijn veel vrouwen bezig met het maken van dakbedekking van palmblad. Met name de oudere vrouwen dragen een klein wit mutsje gevouwen van een doek.

Vervolgens rijden we naar een Hmongdorp en we treffen het: er is feest. Er wordt een nieuw huis ingewijd waarvoor zo juist een buffel is geslacht en het superverse vlees wordt direct uitgezocht en gekookt met kruiden. De donkere drab ziet er wat ons betreft weinig aantrekkelijk uit, maar de mannen (let wel: alleen mannen!) laten het zich goed smaken. Een man met rinkelbellen in de hand laat eindeloos en monotoon gezang horen. We lunchen in het iets verderop gelegen stadje Muang Houn met een kom gebakken rijst. Muang Houn is een wat grotere plaats met ook wat stenen huizen en is pas in 1986 gebouwd door de regering om de bewoners uit de heuvels te bewegen zich in de vallei te vestigen. Zo hoopt men een einde te maken aan de opiumteelt in de heuvels. Opium wordt uit de papaver of slaapbol gewonnen. De plant wordt in oktober gezaaid en in januari/februari geoogst. Met een scherp mesje snijdt men de bol in. Het sap uit de bol droogt op tot een kleverige bruine substantie, die tot bolletjes worden gedraaid en vervolgens verkocht. De opiumteelt is in handen van de Hmong en de Mien en is geconcentreerd in het Noorden, in de Gouden Driehoek. Het verbouwen van opium is aantrekkelijk want de plant heeft weinig zorg nodig en gedijt op arme grond en op grote hoogte. Voor deze stammen vaak de enige vorm van inkomsten. Opium is een pijnstillend middel en door gebrek aan westerse medicijnen van essentieel belang. Het is ook een genotmiddel; 10 tot 30% van de Hmong is eraan verslaafd. Tot 1975 was de verbouw van opium legaal in Laos. Nu probeert de overheid de produktie terug te dringen door de bergvolkeren over te halen andere gewassen te gaan telen. Omdat het laagland geschikter is voor landbouw biedt de regering de bergbewoners de mogelijkheid om zich in de dalen te vestigen. Dit zou ook de integratie met de ‘Lao van de vallei’  stimuleren.Echter tot nu toe wordt er hier nog steeds veel opium geproduceerd. Ons volgende doel is de Sing Oum-stam. Het valt op dat hier de vrouwen een (opium?)pijpje roken en ook wordt er veel katoen gesponnen.

       

met een paar sportievelingen gaan we het laatste stuk lopend door de bergen terug naar Pakbeng. Het is een mooie wandeling over smalle paadjes, soms lang steile afgronden, maar goed te doen. Het laatste stuk is het even slikken want tot verrassing van Henk houdt het pad plotseling op en moeten we een bijna loodrechte stenen wand van ± 4 m naar beneden. Het is dus letterlijk handen- en voetenwerk: je vastgrijpen aan puntige stenen en dan proberen een houvast voor je voeten te vinden. Ja, en daar hang je dan in Laos plat tegen de bergwand gedrukt! Niet iedereen kan dit avontuur waarderen, maar uiteindelijk na ruim 2 uur komen we bij het dorp. In het guesthouse direct onder de douche en alle kleding in de waszak om morgen te laten wassen; het ‘plakken’ tegen de berg heeft duidelijk sporen op de kleding nagelaten.

dinsdag 19 januari: Pakbeng > Luang Prabang

Vandaag beroerd en vreselijk verkouden. We vertrekken weer uit Pakbeng richting Luang Prabang. We houden halt bij een Oi-dorp dat een overslagplaats is voor teakhout. De vrachtwagens met boomstammen rijden vanuit het achterland over zandwegen naar deze plek aan de Mekong, waarna het hout op boten overgeladen wordt. Op heel primitieve wijze hebben ze hier een installatie gebouwd om elektriciteit op te wekken. In het dorp spelen jongelui met onrijpe citrusvruchten jeu de boules, een erfenis van de Fransen.

    

Na de lunch van dikke rijstsoep, die qua substantie veel heeft van behangerslijm, varen we met een flinke vaart verder. Voor Luang Prabang nog een laatste dorp. Hier staan weer de huisjes van overleden voorouders, zoals we die al eerder zagen. Vellen rivierwier met sesamzaad liggen te drogen in de zon. Ongeveer 35 km voor Luang Prabang, bevinden zich de Pak Ou grotten in een steile kalkrots die loodrecht oprijst langs de rivier. Er zijn 3 grotten die op verschillende hoogten liggen. Hier bevinden zich duizenden boeddhabeelden in alle vormen en maten en van allerlei materialen die pelgrims in de loop der eeuwen daar hebben gebracht. De meeste dateren uit de 18e tot 20e eeuw. Bij de hoogste grot staat bij de ingang het beeld van een dikbuikige man. Deze stelt een leerling van boeddha voor. Volgens de legende zou deze man ooit een beauty zijn geweest die voortdurend door vrouwen werd lastiggevallen; zo erg dat hij zich niet meer kon concentreren op zijn meditatie. Hij bad god dat deze hem onaantrekkelijk zou maken en aldus geschiedde. Nu begrijpt Jan ook waarom hij een buikje heeft: het zijn die opdringerige vrouwen! In de grot is een waterkanaal met de afbeelding van een zwaan en een draak. Ieder jaar begin april brengen de inwoners van Luang Prabang hun boeddhabeelden hier voor een rituele reiniging in het heilige water. Op de trappen naar de grotten staan kleine kinderen met in hun hand een minuscuul rieten kooitje waarin een vogeltje zit dat zich nauwelijks kan bewegen. Bedoeling is dat je betaalt om het vogeltje vrij te laten; schijnt goed te zijn voor je karma. Even later vangen ze de vogeltjes, die nauwelijks nog kunnen vliegen, weer en kan de handel weer opnieuw beginnen.

                               

Om 6 uur stappen we in Luang Prabang van de boot en rijden met 2 tuktuks naar het hotel dat even buiten het centrum ligt, een prachtig ouderwets pand. Met een deel van de groep eten we op een bijzondere manier: een combinatie van grillen en chinese fondue. Er wordt een houtskoolkomfoortje op tafel gezet met daarop een diepe schaal met ‘schoorsteen’ in het midden. Over dit gat wordt een aluminium kom met gaatjes gezet, een soort vergiet dus. We krijgen een keteltje met bouillon om in de kom te gieten en verder een mandje met verschillende rouwe groenten, rijstnoedels en 2  rouwe eieren en ook een bord met 3 soorten  flinterdun gesneden vlees en een brok varkensvet. Het vet leg je bovenop het omgekeerde schaaltje. Door de hitte van de kooltjes gaat het vet smelten en loopt langs de gaatjeskom naar beneden. Nu kan het feestje beginnen. De plakjes vlees worden op de gaatjes gelegd en zo geroosterd. De groenten en noedels gaan in de bouillon, evenals de eitjes om te pocheren.

woensdag 20 januari: Luang Prabang

Luang Prabang is tot 1545 de hoofdstad van Laos geweest en is nu een mengeling van Laotiaanse sfeer, Franse grandeur en toeristenplaats. Aan het eind van de 19e eeuw vestigden de Fransen hier hun hoofdkwartier. De stad is in 1995 door de Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. Om het straatbeeld intact te laten mag geen enkel nieuw gebouw hoger zijn dan drie verdiepingen. Luang Prabang ligt op het punt waar de rivieren Nam Khan en de Mekong samenkomen. Midden in de stad ligt een heuvel de Phu Si (324 treden omhoog), met 32 tempels, die de stad domineert. Van hier heb je een prachtig uitzicht en kun je de samenvloeiing goed zien. De stad dankt haar naam aan een gouden boeddhabeeld, de Pha Bang. Dit beeldje (waarschijnlijk 13e eeuw) was een geschenk van het hof van Angkor aan koning Fa Ngum en geldt als symbool van de stad. Na geroofd te zijn door de Siamezen in 1779 werd het in 1867 aan Laos teruggeven. Het beeld staat in een kluis, een kopie van het beeldje is te zien in het Koninklijk Paleis. Om half 6 ’s morgens gaat Jan naar het centrum om naar de Reras, de bedelronde van de monniken, te gaan kijken. Ik houd het nog even bij mijn warme bed. In de stad ziet Jan een eindeloze rij monniken, die met de bedelnap zwijgend langs de mensen gaat. Zij voorzien op devote wijze de monniken van hun dagelijkse voedsel. De stilte is indrukwekkend. Op hun beurt geven de monniken soms aan bedelkindjes een hap rijst.

Na een goed ontbijt gaan we de stad maar eens verkennen. Al snel lopen we een tempelterrein op zonder te weten welke het is omdat de naam alleen in Laotiaans schrift staat vermeld. Het is dus een tempel die niet op mijn lijstje ‘to do’ staat. Iets verderop in de hoofdstraat gaan we naar de Wat Mai. Een Wat is een terrein waar altijd monniken aanwezig zijn en bestaat uit een aantal gebouwen met een hoofdgebouw (sim), een bibliotheek, een gebouw waarin de monniken wonen,een overdekte ruimte in de open lucht waar monniken onderwezen worden en een toren waarin de drum hangt die oproept tot meditatie. Verder op het terrein stoepa’s; dit zijn eigenlijk grafmonumenten. De Wat Mai geldt als een van de mooiste en interessantste tempels van Luang Prabang. Met de bouw werd in 1821 begonnen en pas 70 jaar later werd de tempel in gebruik genomen Tot 1975 deed de wat dienst als residentie van de patriarch van het Laotiaans boeddhisme. De sim heeft een vijfdelig dak in de Luang Prabang-stijl. De wat is vooral bekend door de bijzondere façade: op een verguld bas-reliëf wordt het verhaal verteld van Phravet, één van de laatste incarnaties van Boeddha. Opmerkelijk zijn de scènes uit het dagelijks leven, met traditionele huizen, wilde dieren en olifantenprocessies. In de sim vallen de zwarte pilaren met goudkleurige decoraties op. De sim was tussen 1894 en 1947 de verblijfplaats van Pha Bang. Tijdens het Laotiaans nieuwjaar in april vervoert men het beeldje van het Koninklijk Paleis naar Wat Mai voor een rituele reiniging. De 2 ranke roeiboten in het boothuis naast de sim zijn in gebruik tijdens het Laotiaans nieuwjaar voor races op de rivier. We maken een praatje met een 18-jarige monnik, die graag zijn Engels met ons wil oefenen.

    

Even verderop ligt het voormalig koninklijk paleis, nu museum. Na de revolutie werd het paleis van koning Sisavang Vong als museum ingericht. Het paleis werd door de Fransen gebouwd van 1904 tot 1909. Voor het bezoek aan het museum gelden regels: heren in lange pantalon; een t-shirt wordt niet op prijs gesteld. Dames zo bedekt mogelijk en iedereen schoenen uit. Wij gaan niet naar binnen want men sluit om half 11, dus het is niet meer de moeite. Het kleine sierlijke tempeltje op het terrein staat helaas in de steigers. Na een kopje koffie kuieren we rustig verder. Het is ruim 30° dus bekijken we de stad in ‘Lao-tempo’. We vinden Luang Prabang een erg aangename stad: kleinschalig, heel weinig autoverkeer en nauwelijks verkeershinder van de relatief weinige brommers. Kortom, heerlijk rustig. Dan op weg naar de Wat Xieng Thong, de mooiste tempel van Luang Prabang. Je bereikt de tempel via een trap vanaf de rivierkant. Boven gekomen heb je een prachtig uitzicht over de Mekong. De tempel is gebouwd in Luang Prabang-stijl dat wil zeggen met een dak dat tot de grond doorloopt. Mooi zijn de mozaïeken van gekleurde spiegelstukjes.

     

Omdat Vientiane hoofdstad zou worden in plaats van Luang Prabang liet de koning, als pleister op de wond, in 1563  het hoofdgebouw (de sim) bouwen. De bouwmeesters, twee broers, trokken op witte olifanten over de wereld. Deze olifanten worden op verschillende plaatsen uitgebeeld. Dat de tempel in opdracht van een regerend vorst werd gebouwd kun je zien aan de ‘vingers’ (Ngot sofa) die het dak omvatten. Als het er meer dan 11 zijn (hier 17) dan heb je te maken met een koninklijke tempel. Bij de inname door de Chinezen in 1887 werd de tempel gespaard omdat de aanvoerder van de Chinese troepen zijn jeugd in deze tempel had doorgebracht. Het is een bijzonder elegante tempel. In een van de bijgebouwen is een feestelijke bijeenkomst aan de gang. Oudere mensen zitten op de vloer en schalen met eten worden rondgebracht. Vooraan zitten 9 monniken op een rij te eten met het gezicht naar deze mensen. Geen idee wat de reden van dit eetfestijn is. We lopen een eind terug langs de Mekongboulevard en bekijken in een galerietje prachtige foto’s van voornamelijk monniken. De Phu Si heuvel is ons volgende doel. De Phu Si ligt midden in de stad, waar we in slow motion (ruim 30°, weet je nog) de 324 treden naar boven gaan.

       

Op de top staat een tempel en aan de achterkant leidt een weg naar beneden naar de Wat Pak Kahn. Deze tempel wordt ook wel ‘de Nederlandse pagode’ genoemd. De beelden aan de zuidzijde van de tempel dragen Nederlandse kleding zoals die in de 18e en 19e eeuw werd gedragen. De Wat is gesloten en helaas kunnen we ook deze beelden niet vinden. Wel zien we een school voor monniken met verschillende klaslokalen. Opvallend is dat er tussen de leerkracht en de groep absoluut geen interactie is.Hoogste tijd om eens wat te gaan eten en drinken en de voorraad papieren zakdoekjes aan te vullen, want met snotterige neus en waterige ogen werk je heel wat papiertjes weg. We gaan op zoek naar een permanente expositie over Luang Prabang die hier ergens zou moeten zijn, maar kunnen die ook na enig vragen niet vinden. Dan maar een bibliotheekje binnen gelopen waar je voor 2 dollar een schoolboek kunt kopen. We zoeken 5 boekjes uit en stoppen ze in verschillende tassen die per boot naar de diverse dorpsschooltjes langs de Mekong gebracht worden.

En dan maar weer eens terug naar het hotel om de voeten even rust te geven.Eind van de middag lopen we een stukje de andere kant op en komen bij de Wat Aham, die opvalt door de grote logge stoepa en de verwaarloosde gevels. Dicht bij het hotel is ook een wat. Deze is nu gesloten en we nemen ons voor om hier morgenochtend nog even een kijkje te gaan nemen. Hier vallen de vele grafmonumentjes in de buitenmuren op. Inmiddels is het zachtjes gaan regenen en we zijn net voor de bui terug in het hotel waar we met een paar anderen bij een biertje onze ervaringen van deze dag uitwisselen.’s Avonds lopen we terug naar het centrum waar inmiddels een grote markt is opgezet met allerlei handwerk. We kopen er drie kussenhoesjes en vinden dan al snel een restaurantje om te eten, Na het eten kopen we op die zelfde markt nog een paar andere hoesjes (later thuis blijken ze niet zwart, maar bruin te zijn. Dit was bij het slechte lamplicht niet te zien). We kunnen ons niet voorstellen dat de mensen in de eindeloze rijen kraampjes die allemaal hetzelfde verkopen nog iets verdienen. Inmiddels regent het al de hele avond. We zijn benieuwd of de wandeling morgen nog doorgaat.

donderdag 21 januari: Luang Prabang

Het is nog steeds regenachtig maar rond 9 uur begint het wat op te klaren. Met z’n vijven rijden we in 3 kwartier naar de Kuang Xi waterval, 25 km ten zuiden van Luang Prabang. Het is de droge tijd dus de waterval is niet op z’n grootst, maar nog steeds de moeite waard. Het water stroomt vanaf de top van een kalksteenrots naar beneden en mondt uit in beekjes. Rond de waterval maken we een korte tocht door de schitterende natuur.

       

Het is een afwisselende wandeling: over smalle paadjes en via boomstammetjes over kleine stroompjes en bijna tot je middel door een veldje blauwe bloemetjes. Op sommige plaatsen is het wat glad geworden door de gevallen regen. Dieren hebben we niet gezien, behalve een enkele vogel, wat mooie vlinders en een paar bloedzuigers op de witte Europese blote benen. Na de mooie wandeling begint het te regenen, maar gelukkig zijn we dicht in de buurt van het beginpunt van de tocht. We lunchen in een primitief restaurantje en rond half 4 arriveren we weer bij het hotel. Het blijft nu regenen en we besluiten niet weer naar het centrum van Luang Prabang te lopen maar te eten in het restaurant van het hotel. Volgens Henk zou het goed zijn. Daar heeft hij niets te veel mee gezegd. Het eten wordt prachtig opgediend en is heel fijn van smaak. Ook de bediening is uitstekend. 

vrijdag 22 januari: Luang Prabang > Phonsavanh

Het is nog droog, maar de lucht belooft niet veel goeds als we om half 9 vertrekken. De planning was om een half uur eerder te vertrekken, maar het blijkt nog een hele puzzel te zijn om de bagage plus passagiers in de 2 minibusjes te krijgen. Ons is beloofd dat het een lange reisdag gaat worden. De rit gaat vrijwel geheel door de bergen. Tot in de namiddag is het één grote serpentine: draaien, draaien, draaien, met nauwelijks rechte stukken weg. Er hangt een dichte mist dus rijden we letterlijk met ons hoofd in de wolken, maar dan wel wolken waar even later héél veel regen uit valt. Tussen een paar buien door lopen we,  om even de benen te strekken, naar het volgende dorpje. De schoenen zuigen zich helemaal vast in de glibberige klei. De kindjes zien er hier wel heel haveloos uit: smerig en gescheurde kleertjes.

Tijdens de lunchstop worden er al verschillende paraplu’s aangeschaft. Tegen 4 uur een theepauze en dat is de hoogste tijd, want van al dat gedraai begin ik behoorlijk misselijk te worden, ondanks pil en plaats voorin het busje. We kopen een pakje biscuitjes met zeewiersmaak. Ze zijn erg dun en een tikkeltje hartig: lekker. Tegen de avond arriveren we bij het hotel in Phonsavan. We zijn behoorlijk gaar en ook koud geworden. In het busje stonden namelijk de ramen een stukje open en alleen als de bestuurder vrijwel niks meer zag werd de voorruit even schoon geblazen. We staan dan ook al snel onder de warme douche. Phonsavanh ligt op 1200 m hoogte en is in de loop der tijd door verschillende oorlogen volledig verwoest. In de jaren ‘90 van de 20e eeuw maakte de stad een geweldige groei door. Er is  een Vriendschapsmonument als teken van verbondenheid tussen Laos en Vietnam. Onder het monument bevinden zich de resten van onbekende oorlogsslachtoffers. De stad zelf heeft, behalve het monument, geen bezienswaardigheden maar ligt heel gunstig voor een bezoek aan de 'Vlakte der kruiken'. Wanneer we ’s avonds willen gaan eten stortregent het, dus bij de eerste de beste gelegenheid rennen we naar binnen. Het blijkt een Chinees restaurant te zijn en hier hebben we voor het eerst deze reis echt niet lekker gegeten. Of eigenlijk nìet gegeten want we hebben bijna alles laten staan.

zaterdag 23 januari: Phonsavanh (Vlakte der Kruiken) > Vientiane

Zwaar bewolkt maar droog en een heerlijke temperatuur. Op een vlakte van 30 bij 30 km in de omgeving van Phonsavan ligt de mysterieuze ‘Vlakte der Kruiken’. Verdeeld over meerdere locaties (waarvan er maar 3 geopend zijn voor toeristen) liggen meer dan 400 grote en kleine stenen kruiken, Sommige 3 m met een doorsnede van 2½ m en een gewicht van meer dan 6000kg en andere zijn slechts 40 cm hoog. Helaas zijn veel van deze kruiken zwaar beschadigd of vernietigd tijdens de ‘Vergeten Oorlog’; ook zijn er in de loop der jaren kruiken gestolen.Volgens onderzoekers zijn de kruiken tussen de 2500 en 3000 jaar oud. Men denkt dat de kruiken met behulp van bamboekstokken over grote afstand naar deze vlakte gerold zijn.

     

Er is weinig bekend over de kruiken. Wíe hebben ze gemaakt? Wannéér zijn ze gemaakt? Ook hoe deze gigantische kruiken met primitieve hulpmiddelen gemaakt konden worden blijft de vraag. Ze zijn namelijk vervaardigd uit een soort zandsteen die niet voorkomt op de vlakte. En waarvoor dienden ze? Sommige deskundigen denken dat het voorraadpotten waren voor wijn of voor rijst. Anderen denken dat de kruiken in feite grote urnen zijn waarin de as van overledenen werd bewaard, in de kleine urnen de as voor de 'gewone' mensen en de grote urnen voor de adel. Ook gaat het verhaal, dat weer andere archeologen ontdekt zouden hebben, dat zich onder de kruiken stoffelijke resten bevinden. Dat zou erop duiden dat het geen urnen zijn, maar kruiken die als grafmonument bovenop het graf van overledenen werden geplaatst en mogelijk gevuld werden met zaken die de overledene in het hiernamaals nodig zou hebben. Een plaatselijke legende geeft een heel andere verklaring voor de kruiken: lang geleden, in een tijd dat de mensen twee keer zo groot waren als nu, zou een heldhaftige Zuid-Chinese koning de mensen die op de vlakte woonden bevrijd hebben van een wrede heerser. De koning vierde deze overwinning met een groot feest. Hiervoor liet hij enorme hoeveelheden lao-lao brouwen in de stenen kruiken. Hoe dan ook, we gaan ze bekijken. De eerste site is goed bereikbaar en ik vind het fascinerend om de grote en kleine kruiken zo verspreid te zien liggen. Het heeft ook iets mysterieus. We lopen op paden die door rood-witte stenen gemarkeerd worden. Buiten deze paden is er nog steeds gevaar voor onontplofte clusterbommen. We rijden naar site 2, maar deze is niet te bereiken vanwege de dikke modderbrei waarin de busjes diep dreigen weg te zakken. Dan naar site 3. Ook op de weg hier naar toe ligt de dikke modderlaag, maar de chauffeurs wagen het erop. Het is een hachelijke situatie, maar het lukt ze. Eerst moeten we nog een klein stukje door de velden lopen en het is overal ongelooflijk drassig. Al snel zit er onder de schoenen een dikke vette plak klei. Het is alsof je op plateauzolen loopt! Op deze site liggen de potten op een heuveltje dicht bij elkaar. Het is er doodstil en het doet me denken aan een grafheuvel. Als we alles bekeken hebben drinken we de hier gebruikelijke lao-koffie: onderin het glas zoete gecondenseerde melk en daarop sterke koffie. Wij houden niet van gezoete koffie, dus vinden dit niet geweldig. Op de terugweg zien we verschillen huizen waar vrouwen bij het venster aan hun weefgetouw zitten. Geregeld zie je hier bij huizen de hulzen van bommen en in het landschap de bomkraters. Ook een tank van russische makelij, dus gebruikt door de communisten, ligt nog ergens in een tuintje. Dit zijn allemaal resten van de ‘vergeten oorlog’. Hiermee wordt de tijdsperiode tussen 1962 en 1975 aangeduid waarin de CIA in het geheim Laos met bommen bestookte. Gedurende die 9 jaar werd Laos gemiddeld om de 8 minuten gebombardeerd door Amerikaanse vliegtuigen, zonder dat daarvoor toestemming was verleend door het Amerikaans Congres, met name op de Vlakte der Kruiken en in het Zuiden waar de Noord-Vietnamezen hun troepen bevoorraadden via de Ho Chi Minh-route. Deze geheime oorlog kwam voort uit angst van de Amerikanen dat het communisme in Indochina zou oprukken. Deze geheime oorlog maakte van Laos het meest gebombardeerde land ter wereld. Vietnam ontkende 15 jaar lang het land als sluiproute te hebben gebruikt en de US ontkenden 15 jaar lang gigantische hoeveelheden bommen op diezelfde sluiproute te hebben gedropt. Gevolg is een land dat bezaaid is met bomkraters en explosieven. Veel huizen zijn gebouwd met behulp van clusterbom-restanten. Maar helaas zijn niet alle bommen afgegaan. Met name veel clusterbommen zijn niet geëxplodeerd. Jaarlijks vallen er nog steeds doden en gewonden als gevolg van indertijd niet ontplofte (cluster)bommen. En helaas lopen vooral spelende kinderen het risico om slachtoffer te worden. In het gebied worden veilige paden gemarkeerd met rood/witte stenen met de letters MAG.

       

MAG staat voor Mines Advisory Group en is een van de organisaties die zich bezighouden met het opruimen van oorlogsmateriaal, UXO genaamd (UneXploded Ordinance). Als je steeds maar tussen 2 witte helften in blijft lopen, dan loop je geen gevaar. Officieel zijn de paden sinds 2004 veilig, maar in 2007 hebben ze de paden nog een keer gecontroleerd, dit keer met zwaardere metaaldetectoren. Er zijn toen nog een groot aantal clusterbommen gevonden en tot ontploffing gebracht. Na een simpele lunch in het stadje Phonsavan rijden we naar het kleine vliegveld. Hier raken we in gesprek met een Amerikaan die al heel lang in Laos leeft en werkt voor educatie- en preventieprojecten betreffende de duizenden onontplofte projectielen.De twee grootste problemen zijn spelende kinderen en armoede. Kinderen pakken de bommen op, omdat ze eruit zien als tennisballen en gaan ermee gooien. Armoede brengt mensen ertoe om het kruit uit de bommen te halen voor de jacht en het metaal te verkopen  Na een vlucht van een half uur landen we om 4 uur in de middag in Vientiane. Dit is duidelijk een veel grotere en drukkere stad dan Luang Prabang. Als de tassen op de kamer staan gaan we, voor het donker wordt, al vast iets van de sfeer van deze stad proeven. Eerst lopen we naar de Patuxai, gebouwd naar voorbeeld van de Arc de Triomphe in Parijs. De Patuxai werd opgericht als eerbetoon aan alle gevallen strijders voor de vrijheid van Laos. De poort was klaar in 1969 en er zijn enorme hoeveelheden cement en beton in verwerkt. Deze materialen waren een geschenk van Amerika, bedoeld voor de aanleg van start- en landingsbanen op de luchthaven van Vientiane. De inwoners van Vientiane spreken dan ook over ‘de verticale landingsbaan’. De overeenkomst met de Arc de Triomphe en de Champs Elysees valt op. Gezellig sfeertje.

In de verte zien we de Wat That Luang liggen. Die bewaren we voor morgen. Met een ommetje komen we bij een groot tempelterrein met een schitterende wat en andere gebouwen. Inmiddels begint het donker te worden, dus morgen nog maar eens gaan kijken. Nu eerst een restaurant opzoeken.We belanden op het Nan Phu plein. In de Franse koloniale tijd was de fontein de ontmoetingsplaats voor de Fransen. Er waren hier toen Franse restaurants en winkels. Toen de Fransen weg waren raakte het plein in verval. Inmiddels is het opgeknapt en de fontein in ere hersteld. We eten, hoe kan het anders, in een Frans restaurantje.

zondag 24 januari: Vientiane

Vientiane is waarschijnlijk ontstaan in het begin van de 11e eeuw in de bocht van de rivier de Mekong bij vruchtbaar land. In 1563 werd het hoofdstad van het land in plaats van Luang Prabang (beter te verdedigen). In 1827 werd de stad door de Siamezen (Thai) vrijwel helemaal verwoest. Daarom zijn de meeste bezienswaardigheden van relatief recente datum. Pas met de komst van de Fransen werd de stad herbouwd.De oorspronkelijke  naam van de stad was ‘Vieng Chan’ (stad van de maan); de Fransen verbasterden dit tot Vientiane.Tijdens de Amerikaanse aanwezigheid eind jaren ’60 begin jaren ’70 had de stad een zeer slechte naam. De Amerikaanse schrijver Paul Theroux beschreef de stad als volgt: “De bordelen zijn schoner dan de hotels, marihuana is goedkoper dan tabak en opium is gemakkelijker te krijgen dan een koud glas bier”. Het communistische regime dat in 1975 de macht overnam stuurde de prostituees en drugsgebruikers naar werkkampen en langzaam raakte de stad zijn slechte reputatie kwijt.   We gaan al vroeg op pad: als de anderen gaan ontbijten vertrekken wij al richting de That Dam (zwarte stoepa). Volgens de overlevering is deze stoepa de verblijfplaats van een zevenkoppige slang die de bevolking beschermt in tijden van rampspoed. Vervolgens naar het Nan Phu plein met de fontein, waar we gisteravond aten en dan maken we een klein ommetje naar het nationaal museum. Het is nog gesloten, maar van de buitenkant is het een indrukwekkend gebouw. Dan naar de Wat Si Muang, die niet bijzonder is maar wel een lagere school op het terrein heeft. Helaas niemand te bekennen, maar het is ook zondag. Even verderop staan nog twee tempels tegenover elkaar, waaruit wij de conclusie trekken dat je hier niet lang naar de boeddha hoeft te zoeken. Het ene complex wordt gerestaureerd en is dus niet toegankelijk. Bij de andere tempel, de Wat Hai Sok, kijken we even rond. Het is een oude tempel met een mooie toren voor de gong. Een beetje zigzaggend komen we op de Mekongboulevard terecht. Aan deze kant van het water zijn ze met een enorm bouwproject bezig en aan de overkant van de rivier ligt Thailand. De promenade langs de Mekong zou de meest ontspannen plaats van Vientane moeten zijn met veel terrasjes, maar nu is het er door de bouwwerkzaamheden lawaaiig en heel stoffig. Geen aangename plek dus. We lopen naar het presidentiële paleis, dat oorspronkeljk gebouwd werd als ambtswoning voor de Franse gouverneur en sinds de onafhankelijkheid deed het dienst als residentie voor de koninklijke familie. Sinds 1975 is het presidentieel paleis, hoewel het sporadisch gebruikt wordt voor staatsaangelegenheden.Schuin tegenover het paleis ligt de Wat Si Saket, de oudste nog bewaard gebleven tempel. In 1818 werd deze tempel opgericht door de toenmalige koning en vertoont invloeden van de bouwstijl van Bangkok. Waarschijnlijk is hij daarom bij de verwoesting door de Siamezen in 1827 gespaard. De tempel is daardoor de meest oorspronkelijke Wat van de stad. Nu is het een nationaal museum. De Sim is omringd door een kloostergang met kleine nissen waarin 6840 boeddhabeeldjes van aardewerk en zilver. Onder de nissen honderden grotere boeddhabeelen. De meeste beelden dateren uit de 16e tot 19e eeuw. De watertrog in de vorm van een naga in de kloostergang werd gebruikt om de beelden ritueel te reinigen tijdens het waterfestival. Van de muurschilderingen is weinig meer over. Wij vinden de Si Saket erg mooi met een geheel eigen sfeer.

    

De belangrijke bezienswaardigheden liggen hier dicht bij elkaar. Schuin aan de overkant staat de Wat Phra Keo. Phra Keo betekent koninklijke tempel en er wonen geen monniken op het terrein. De tempel werd in 1827 door de Siamezen verwoest en herbouwd door de Fransen en is nu nationaal museum voor religieuze kunst. Het museum dat in een grote tuin ligt staat op een platform met grote lotusvormige zuilen. De trappen naar het platform hebben leuningen in de vorm van naga’s, mythologische slangen. Indrukwekkend zijn de rijk versierde deuren en vensters. De hoofdingang is een schitterend voorbeeld van Laotiaanse houtsnijkunst.

Door de hele stad staan nog Franse herenhuizen uit de koloniale tijd. Sommige tonen nog steeds de grandeur van de voormalige kolonie, andere zijn niet meer dan half vergane overblijfselen uit een ver verleden. De Franse kathedraal wordt door ons ook met een bezoekje vereerd, maar kathedraal is wel een een wat grote naam voor het eenvoudige kerkje.Lopend langs tuktuk- en busstation komen we op de Khua Din markt. Door de blubber lopen we langs groente- en fruitstalletjes en de nog levende verse vis. Ook ontdekken we een grote aluminium kom met hele kleine levende kikkertjes. Binnen in de hal vlees en kip. Leuk om even rond te kijken.

    

Aan de overkant is de Thalat Sao, de ochtendmarkt die de hele dag open is. Hier vind je naast alle denkbare nonfood produkten vooral veel handgeweven zijde en katoen. Je ziet hier werkelijk de prachtigste stoffen. Hier nog een zwart-wit kussenhoesje gekocht dat wel aardig combineert met de twee andere die we kochten in Luang Prabang. Ook een mooie shawl kan ik niet laten hangen.Vervolgens zien we het tempelcomplex dat we gisteravond in het halfduister zagen en kijken er nu rond; vooral de Sim is prachtig. Na al deze indrukken is het de hoogste tijd om iets te eten en drinken. We zijn vlak bij het hotel en zien zo gauw geen eetgelegenheid. Dan maar bij de bakker een paar cakejes en een zoet broodje gehaald en richting hotel. Hier hebben ze goede koffie en we eten onze alternatieve lunch samen met een paar koppen van dit bruine vocht. En dan … siësta!We hebben weer voldoende energie en gaan weg op naar de Pha That Luang of grote stoepa, die op een heuvel even buiten de stad ligt. Het is een eind lopen, dus maar stevig de pas erin. Door de tuktukrijders worden we met ongeloof bekeken: wie gaat er nu lopen bij deze temperatuur als je zoveel geld hebt? Maar wij zijn geen fan van tuktuks: je ziet weinig en als je iets ziet ben je er voorbij eer je het weet. Lopen dus. De lange wandeling is uiteindelijk de moeite waard.

Eigenlijk vinden  we de stoepa niet eens echt mooi, maar hij is op een bepaalde manier toch indrukwekkend. Het is het belangrijkste tempelcomplex en symbool voor onafhankelijkheid van Laos.Al in de 3e eeuw zou hier een Khmer heiligdom gestaan hebben. Het complex is in de loop der eeuwen regelmatig verwoest. Bij de ingang het standbeeld van koning Setthathirat die de tempel in zijn huidige vorm liet bouwen. De laatste grote restauratie was in 1930. Op het grote terrein staan verschillende tempels en we kijken onze ogen weer uit.

Dan terug naar de stad waar we op een terras uitblazen en bij ons drankje wat vietnamese loempiaatjes bestellen want de lunch was eigenlijk een muizenhapje. Dan naar het hotel om het stof af te spoelen. Vientiane heeft een hoog ‘tempelgehalte’ en we hoeven nu even geen tempels meer te zien.’s Avonds eten we weer bij de fontein. We hebben niet heel veel gedronken vandaag. Neem ik anders een paar slokken bier uit het flesje van Jan, nu klok ik moeiteloos een halve liter weg! Op weg terug naar het  hotel zie ik vanuit mijn ooghoek … jawel, kussenhoesjes. Weer drie gekocht. Ze moeten wel heel bijzonder zijn wil ik ergens anders nog meer van dat spul kopen.

maandag 25 januari: Vientiane > Bolavan Plateau, Tad Fane                                

Half 8 vertrek is de afspraak. Maar het hotelpersoneel wordt helemaal nerveus als ze zien dat er om 7 uur al 12 mensen in de eetzaal zitten. Ze lopen als kippen zonder kop heen en weer en na een half uur heeft nog lang niet iedereen ontbeten. Het vertrek wordt dus kwart over 8. We rijden een vrijwel rechte weg, min of meer langs de Mekong. De doorgaande wegen tussen de steden zijn trouwens heel redelijk: vrij smal, maar wel geasfalteerd. Veel brommertjes, die het vertikken rechts te rijden en verder steekt alles wat twee of vier poten heeft zo maar de weg over: honden, kippen, waterbuffels, kinderen, geiten, mensen met hun handel, enz. enz. Het gebied is dun bevolkt. Veel rijstbouw, maar helaas ziet het er dor en droog uit want de rijst is er al af.

In de namiddag stoppen we ergens bij een marktje. Naast wat groenten, koffiebonen  en de gebruikelijke produkten zien we ook voor ons nieuwe koopwaar: levende duiven, ratten, eekhoorns, hagedissen en reuzeslakken. En verder, onder een plastic zeiltje verborgen, nog wat dood spul zoals een grote katachtige, een dwerggeitje en nog wat andere dieren. De laatste jaren is het verboden deze dieren te verhandelen, vandaar dat zeiltje.

    

Het is ongeveer 700 km en de bus gaat niet veel harder dan 80 km per uur en zo komen we  pas laat in de avond nogal lamlendig in Tad Fane resort op het Bolavan Plateau aan. Deze hoogvlakte ligt op een hoogte van 1200 m en strekt zich uit over de 4 zuidelijke provincies van Laos. De temperatuur is hier lager dan in het noorden en er valt meer regen dan elders in het land. Het is een van de grootste agrarische gebieden van Laos waarbij vooral koffie, thee, kardemom en fruit van belang zijn. Op het plateau komen ook wilde dieren voor, o.a. apen en herten en sporadisch tijgers en wilde ossen. Verschillende delen van het plateau zijn aangewezen als natuurreservaat. Door dit gebied liep ooit de Ho Chi Minhroute. We logeren in bungalows midden in een natuurgebied. Ondanks het late tijdstip is er gelukkig nog eten voor ons en dan gauw slapen. We kunnen de waterval horen!

dinsdag 26 januari: Bolavan Plateau, Tad Fane

Ik kan je vertellen: het slaapt heerlijk met het geluid van krekels, vogels en de watervallen (het zijn er 2) op de achtergrond.

Met ongeveer de helft van de groep vertrekken we om half 10 voor een junglewandeling. En het is een pittige tocht; de wandeling bij de waterval in de buurt van Luang Prabang was hiermee vergeleken een eitje! Eerst lopen we door de koffieplantages en zien we het verschil tussen de planten met robustabonen (blad naar onder gericht) en de planten met arabicabonen (goed zo .. met naar boven gericht blad). Dan moeten we naar beneden richting waterval en dat is steil, héél erg steil. Met behulp van een stok, het vastgrijpen van boompjes en lianen en niet te vergeten elkaars helpende handen gaan we naar beneden. Daar aangekomen sta ik te trillen op mijn benen van de grote krachtsinspanning.

       

Daarna weer een stuk omhoog. Dit spelletje herhaalt zich nog een keer. Over plankjes het water over, klimmen over boomstammen en af en toe een zetje komen we uiteindelijk na 2½ uur bij de grote waterval waar de anderen met de bus naar toe gegaan zijn.

Als oudjes doen we het toch nog niet zo slecht! Wat gedronken en uiteindelijk over een vlakke route terug naar het resort. Inmiddels is het half 3, dus eerst lunchen. De rest van de dag blijven we wat tuttelen: dagboekje bijwerken, puzzeltje, wat lezen, enz. enz.

woensdag 27 januari: Bolavan Plateau, Tad fane > Don Khong eiland                 

Met onze bus rijden we naar Si Phan Don, het ‘vierduizend eilanden’ gebied.  Net ten Noorden van de Cambodjaanse grens splitst de Mekong zich in verschillende armen. In de droge tijd, wanneer het waterpeil zakt, ontstaan er duizenden eilandjes en zandbanken. Tijdens de regentijd verdwijnt veel land onder water en is de afstand tussen de oostelijke en westelijke oever 14 km, de grootste breedte van de Mekong op zijn 4200 lange loop tussen bron en zee. Op de eilanden die het hele jaar door boven water uitsteken staan dorpen en de bevolking leeft van rijstbouw, groenteteelt en visvangst. Op enkele eilanden zijn nog resten van een door de Fransen aangelegde spoorweg. Schepen die vanuit Cambodja over de Mekong voeren op weg naar Laos  konden niet verder vanwege de watervallen.Daarom legden de Fransen een spoorlijn (15 km) aan en een brug om verderop de goederen weer over te laden op schepen in de Mekong. De trein is sinds 1945 niet meer in gebruik omdat het traject door de Japanners zwaar werd beschadigd.

     

Op weg naar dit gebied kijken we nog even bij een paar smederijtjes waar messen gemaakt worden.

    

Wat verder steken we met een pont de Mekong over en daar stappen we over in twee kleine bootjes om een mooie tocht over de Mekong te maken.

    

Het is wel duidelijk waarom dit het vierduizend eilanden gebied genoemd wordt. We stappen af bij Don (eiland)  Khon waar we een hapje eten en naar de Franse spoorbrug kijken. Een oude locomotief staat eenzam als herinnering aan lang vervlogen tijden. De tijd ontbreekt om naar de oude Franse takelwerken te gaan kijken. Dit eiland is erg toeristisch zoals je kunt zien aan de vele borden die guesthouses, hotels enz. aanprijzen. Wanneer we de brug over zijn bevinden we ons op het eiland Don Det. Ons hotel ligt op Don Khong (met een g op het eind) en we moeten nog 2½ uur varen om daar te komen. De Mekong is hier erg breed, maar ook ondiep. Er zijn heel veel bootjes met vissers die met een sierlijke zwaai hun netten uitwerpen. Kinderen spelen lekker bloot in het water en zwaaien enthousiast en waterbuffels badderen aan de waterkant. Het hotel is een nostalgisch herenhuis met meubilair uit de Frans koloniale tijd en ligt direct aan de Mekong. ’s Avonds is het nog steeds erg warm: 30°.

donderdag 28 januari: Don Khong

Na het ontbijt gaan we op zoek naar fietsen. Ze zijn hier allemaal formaatje kinderfiets; zadel op maximale hoogte en dan is het nog veel te laag. Om 9 uur vertrekken we, maar na een klein half uur zakt Jan naar beneden. Een aardige man biedt ons hulp en is ruim een kwartier bezig om het weer voor elkaar te krijgen, maar de schroeven en moeren van de fiets zijn helemaal versleten dus ondanks al het gereedschap wat hij uit zijn huis haalt is het resultaat nihil.

    

Er zit weinig anders op dan weer terug te gaan naar de fietsenverhuurdster. Die lacht en brengt de fiets naar haar buurman die eraan gaat sleutelen. En ja hoor, ruim drie kwartier (!) later is het klusje geklaard. Inmiddels hebben we ons zelf maar bediend en een paar blikjes fris uit haar koelkast gepakt. We durven nu helemaal niet meer aan de hoogte van het zadel te sleutelen. Met al dat gedoe ruim is het ruim 11 uur als we een nieuwe poging wagen. Don Khong is het grootste eiland van Si Phan Don en is 16 km lang en 8 km breed en bovendien erg rustig. Auto’s zijn er vrijwel niet, we zagen er wel 4 vandaag en alles gaat heel rustig en relaxed. Echt een eiland om te onthaasten.In een slakkegangetje peddelen we over het eiland. Gezien de temperatuur (38°) en de onmogelijke fietsen is lekker doortrappen niet mogelijk. Af en toe stappen we af om te zien wat mensen zoal aan het doen zijn behalve in hangmatten liggen. Natuurlijk ook tempeltjes, waarvan een met een monnikenschooltje. De huizen zijn gebouwd op palen en iedereen zit of ligt of hangt onder het huis, want daar is schaduw en een beetje wind. We zien het repareren van visnetten en het maken van loempiavellen en noedels van rijstmeel. Iedereen is erg vriendelijk en het ‘Sabaydee’ klinkt van alle kanten. Jan speelt met een paar jongelui een spelletje jeu de boules mee en ergens waar we even uitrusten vermaakt hij de dorpsjeugd. De weg dwars over het eiland heeft vrijwel geen bomen en de zon brandt dan ook onbarmhartig.

     

     

Aan het eind van de middag brengen we de fietsen terug en vullen we op een terras aan de Mekong ons vochtgehalte weer aan. Met een bordje verse ananas erbij zijn de vermoeide benen weer snel vergeten. ’s Avonds eten we bij het hotel vis met kruiden gestoomd in bananenblad. Heel erg lekker.

vrijdag 29 januari: Don Khong > Pakse

Vandaag gaan we Don Khong weer verlaten want vannacht slapen we in Pakse. Bij het eerste pontje over de Mekong moeten we een half uur wachten, maar dat is geen punt want er is genoeg bedrijvigheid.

    

We gaan eerst naar de Khonphapheng waterval, die op de breuklijn in de Mekong ligt. Het water stort zich hier met veel geraas vele meters omlaag. Geen wonder dat de Fransen een brug en spoorlijn aanlegden want als je hier met je vrachtje aan kwam varen was het toch even schrikken. Het is echt een attractie en ook voor monniken en nonnen is dit een uitstapje.

Vervolgens gaan we op weg naar Wat Phu, een tempelcomplex van de Khmer, aan de voet van de berg Phu Passak. Voor de Khmers was de berg heilig vanwege een enorme rots op de top, de Linga Parvatta. De rots zou de vorm hebben van een lingam, het fallussymbool van de hindoegod Shiva. Er is van de geschiedenis van de tempel weinig bekend. Zeker is wel dat er al in de 6e eeuw na Chr. op de berg een heiligdom stond. Volgens inscripties werden op het tempelterrein mensen geofferd. De offers zijn nu buffels, die tijdens het Wat Phufestival in februari ritueel geslacht worden. Van de 9e tot 13e eeuw behoorde dit deel van Laos tot het rijk van Angkor. De meeste bouwactiviteiten vonden plaats in de 12e eeuw onder koning Suryavarman, die ook de basis legde voor de bouw van het complex van Angkor Wat in Cambodja. Aan het eind van deze periode veranderde Wat Phu van hindoetempel in een boeddhistisch heiligdom. In 1866 stuitte de Franse ontdekkingsreiziger Francis Garnier bij toeval op de door de jungle overwoekerde ruïnes. De bouwwerken zijn in slechte staat. Er liggen plannen om met behulp van de Unesco de tempels te restaureren op dezelfde wijze als Angkor Wat: eerst nummert men de stenen en daarna breekt men de gebouwen steen voor steen af. Na vernieuwing van de fundamenten wordt de tempel opgebouwd volgens het oorspronkelijke ontwerp. De verwachting is dat de restauratie vele jaren zal duren. Om bij Wat Phu te komen moeten we opnieuw de Mekong over. Hier varen 4 ponten tegelijk heen en weer en nog staan er lange rijen pickups vol gestouwd, want anders kun je het niet noemen, met volwassenen en kinderen die allemaal op weg zijn naar Wat PHu. Er blijkt 5 dagen feest te zijn vanwege volle maan.

    

We bekijken eerst het kleine museum aan de ingang van het terrein. Op het grote terrein zijn honderden kraampjes. Uiteraard met allerlei etenswaren, maar ook andere koopwaar. Er lopen duizenden mensen die echt een dagje uit zijn. Kinderen lopen met grote ballonnen, krijgen snoep en speelgoed. Er wordt muziek gemaakt en gepicknickt. Pas als je een heel eind door deze festiviteiten bent gegaan kom je bij de ruïnes van de tempel. Vanaf hier geen kermis meer maar alleen verkoopsters van bloemenoffertjes en wierookstokjes. Op verschillende plaatsen wordt geofferd. Het belangrijkste heiligdom ligt bovenaan een hele lange trap. Het is er razend druk en veel mensen lopen met paraplu’s tegen de zon. Halverwege de trap geven we het op: wat de tijd betreft halen we het niet meer om helemaal naar boven te klimmen want we zijn inmiddels al een half uur onderweg. En het is zo warm en zo druk en we verwachten boven ‘meer van hetzelfde’ te zien.

         

Als we weer bij de uitgang van het terrein zijn blijft de stoet met mensen maar komen en ook bij de pont staan nog steeds lange files.Dan rijden we naar Pakse, een stad die aan de kruising ligt van de Mekong en de Se Don (Pakse=monding van de Se). De stad werd door de Fransen gesticht en is dus betrekkelijk nieuw. Een drukke havenstad met alle voorzieningen. In Pakse wonen veel Chinezen en Vietnamezen. Als je de stad binnen rijdt valt meteen het Boun Oum Paleis op. Tegenwoordig heet het Champassak Palace Hotel. Het werd ooit gebouwd in opdracht van prins Boun Oum, vorst over Zuid-Laos. Hij was een kleurrijke persoonlijkheid, een bon vivant, rokkenjager maar bovenal een hartstochtelijk kunstverzamelaar. Hij bedacht dat zijn kunstcollectie ooit zou kunnen worden ondergebracht in een paleis, monument ter zijner nagedachtenis, zo groot dat verdwalen erin eenvoudig moest zijn. Er moesten minimaal 1000 kamers in komen. De Laotiaanse regering stak daar in 1968 een stokje voor en het paleis werd nooit afgebouwd. De prins vluchtte in 1974 via Thailand naar Parijs met een colonne vrachtwagens vol met kunstschatten. Hij overleed daar in 1978 op 72-jarige leeftijd. Het half afgebouwde paleis werd omgebouwd tot hotel, waarbij geprobeerd werd zoveel mogelijk de sfeer van vroeger te behouden, inclusief het teakhout, de tegels, de balzaal met parketvloer en de fresco’s op het plafond. En hier logeren wij! Het hotel is indrukwekkend groot en luxe.

We hebben geen zin om nog in Pakse naar een eetgelegenheid te zoeken en eten erg lekker en zeer verzorgd in de tuin van het hotel. In het hotelwinkeltje kopen we nog een zilveren ketting en armband. Al met al een mooie afsluiting van onze reis door Laos. Morgen gaan we naar Cambodja.

CAMBODJA,

Koninkrijk Cambodja (sinds 1993).

    

Vlag van Cambodja     wapen van Cambodja        Locatie van Cambodja

Oppervlakte: 5⅓ x Nederland ■ Inwonertal: 14,49 miljoen (2009) ■ Bevolkingsdichtheid 80,1 per km²(2009) ■ Hoofdstad: Phnom Penh ■ Taal: Khmer (officiële taal) ■ Godsdienst: boeddhisme (95%) ■


zaterdag 30 januari: Pakse Airport > Siem Reab / Angkor (Cambodja)

We hebben goed geslapen in ons kingsize bed (2.40m breed). Als ik mijn arm uitstrek kan ik nog Jan niet vinden! Het vliegveld is maar 7 minuten rijden van het hotel vandaan. Flesjes water mogen gewoon mee in de handbagage.

Op het vliegveld moeten weer allerlei papiertjes ingevuld worden en rond 9 uur landen we al op het vliegveld van Siem Reap, een stad groot geworden door de nabijheid van Angkor Wat. Hier wat gedoe over verkeerde papieren; blijken ze ons in Laos een verkeerd formulier gegeven te hebben. Als dit is opgelost wordt de bagage naar het hotel gebracht en wij gaan meteen door naar Angkor, waar we eerst voor 40 dollar een kaart (met foto) voor 3dagen kopen.Van de 9de tot de 14de eeuw was Angkor de hoofdstad van het rijk van de Khmer. Een rijk dat op zijn hoogtepunt niet alleen het huidige Cambodja omvatte, maar zich uitstrekte van het zuiden van China tot Vietnam, Thailand en Birma. De tempels die in en rond de hoofdstad Angkor gebouwd werden worden tegenwoordig gezien als het hoogtepunt van de bouwkunst in Zuidoost-Azië. Na een periode van groei en bloei begon in 1220 de periode van verval en ondergang. Door oorlogen enz. was er geen geld meer en werden er geen grote tempels meer gebouwd. Over de tijd na de ondergang van het rijk van Angkor is weinig bekend. Wel weet men dat de tempels en paleizen in gebruik bleven tot de Siamezen de stad in 1431 plunderden. De koning verliet daarop Angkor en verplaatste zijn hof naar Phnom Penh. De eeuwen daarna deed de natuur haar werk en 'verdween' de stad Angkor met al haar tempels en paleizen in het oerwoud. Het zou maar liefst vier eeuwen duren voordat de ruïnes van de tempelstad bij toeval ontdekt werden door de Franse botanicus Mouhot; hoewel er van een echte ontdekking eigenlijk geen sprake was. Angkor is namelijk nooit helemaal verlaten geweest, maar het ontbrak de plaatselijke bevolking aan de middelen om de tempels te onderhouden. De grote restauratie van Angkor begon in 1898 en ging door tot de komst van de Rode Khmer in 1975. Tijdens de burgeroorlog lagen alle werkzaamheden stil, maar gelukkig leden de monumenten geen schade door de oorlog. Na het einde van de burgeroorlog zijn de restauratie werkzaamheden hervat en gaat het goed met het herstel van de tempels. Zeker sinds Angkor Wat in 1993 op de werelderfgoedlijst van de Unesco is geplaatst. De verschillende gebouwen liggen in een lieflijke bosrijke omgeving. Achtereenvolgens bekijken we de volgende bezienswaardigheden:

* de Zuidelijke Poort. Over de gracht naar de poort loopt een weg met aan weerskanten een balustrade met beelden van goden (links)   en demonen (rechts). Beide houden een reusachtige negenkoppige slang in hun handen.

* Bayon. De tempel met meer dan 200 glimlachende gezichten op de 54 torens.

* Baphuon. Deze staatstempel stortte door constructiefouten al snel in. Men is al jaren bezig het gebouw te restaureren.

* Phimeanakas. Eveneens een staatstempel. Via steile trapen kun je naar de bovenverdieping klimmen.

* Terras van de olifanten. Een 300 meter lang terras, vanwaar de koning keek naar festiviteiten en parades op het grote plein.

* Angkor Wat.

De tempel met de 5 torens is het beroemdste en spectaculairste van alle monumenten van Angkor en het mooiste   voorbeeld van de kunst en architectuur van   de Khmer op hun hoogtepunt. Het complex heeft een totale oppervlakte van 80 ha. Een   200 m brede gracht met een omtrek van meer dan 5 km loopt rond het   tempelterrein en krijgt zijn water van de rivier de Siem Reap.Ik wist dat Angkor beroemd was, het een uitgestrekt terrein betrof en dat het heel mooi was. Maar als je dit echt ziet zijn deze bouwwerken zo schitterend, zo imposant. We lopen ons constant te verbazen. Je krijgt zoveel indrukken … het is echt geweldig. Rond 6 uur komen we bij het hotel. In de loop van de avond zoeken we een simpel restaurantje op, want veel trek hebben we niet vanwege de late lunch. Het is nog steeds erg warm.

zondag 31 januari: Siem Reab / Angkor

Nog een dag Angkor waar we vandaag nog zo’n 8 bouwwerken bezoeken:

* Thommanon. Tempel gewijd aan de hindoegod Vishnoe.

* Chau Say Tevoda. Deze tempel ligt aan de overkant van de vorige tempel, is uit dezelfde tijd en lijkt er erg op. Daarom kregen ze de   bijnaam 'zustertempels'.

* Ta Keo. In tegenstelling tot de meeste bouwwerken van Angkor heeft deze tempel geen decoraties.

* Ta Prohm. De door de jungle overwoekerde Ta Prohm verkeert in dezelfde staat als waarin de Franse onderzoeker Mouhot het   bouwwerk in 1860 aantrof. Gigantische boomwortels groeien er over- en doorheen. Angkor was destijds een enorme stad en volgens   een gevonden inscriptie woonden er 2750 monniken in het klooster, dat werd onderhouden door 80.000 boeren uit de omgeving. Het   klooster stond bekend om de enorme rijkdom. Iedereen wil deze overwoekerde tempel op de foto zetten, dus dat je even op elkaar wacht lijkt mij logisch. Maar dan is er een grote groep Chinezen die, stuk voor stuk, uitgebreid de tijd neemt om ervoor te poseren en die daana dan nog langdurig blijft staan zonder ook maar de minste rekening te houden met al die mensen die geduldig staan te wachten. Ik word ineens ontzettend pissig en ga dus dáár staan waar ìk een foto wil nemen. De Chinezen protesteren want echtpaar nummer zoveel staat inmiddels klaar voor het kiekje en ik sta er dwars voor. Helaas voor hun ben ik niet van plan ook maar enige haast te maken! Misschien erg kinderachtig, maar dit a-sociale gedrag viel dus even echt helemaal verkeerd bij mij. Achteraf moest ik wel een beetje lachen want de bewuste foto is door louter kwaaiigheid niet eens bijzonder geworden.

* Banteay Kdei. Het boeddhistische klooster. Een lang pad leidt naar de 'Hal van de danseressen', zo genoemd vanwege afbeeldingen   van danseressen op de zuilen.

* Sra Srang. Kunstmatig meer, dat door de leden van de koninklijke familie werd gebruikt als rituele badplaats.

* Preah Khan. Een van de grootste monumenten van Angkor. Het was een klooster en centrum voor onderwijs.

* Neak Pean. Een vierkante vijver met eromheen 4 bassins en in het midden een rond eiland met een toren. In de 4 paviljoens namen   de pelgrims een ritueel bad en zochten genezing voor hun kwalen.Ook vandaag blijven we het geweldig vinden, maar halverwege de middag is iedereen wel verzadigd van al dit moois. Weer terug in Siem Reap ga ik samen met 3 vrouwen naar de fairtrade markt, erg gezellig.’s Avonds gaan we met hetzelfde groepje plus 2 echtgenoten ergens eten.

maandag 1 februari: Siem Reab  / Tonlesap meer

Een boottochtje over het Tonlesap meer staat vandaag op het programma. We zijn er niet erg enthousiast over want het is filevaren met toeristenbootjes. We varen langs een Vietnamees drijvend dorp en worden even afgezet bij een drijvende souvenirshop / restaurant waar je met een trap op een soort platform komt zodat je uitzicht hebt op het drijvende dorp (en de vele soortgelijke platforms). Verder liggen er een paar krokodillen te slapen in een bassin waar de plastic flessen in ronddrijven, een weinig verheffend gezicht. De schipper wil ons wel naar een schooltje varen, maar legt eerst ongevraagd aan bij een winkeltje waar we kennelijk pennen en schriften moeten kopen. Dat voelt niet goed en we vermoeden dat de school al heel veel krijgt van argeloze toeristen of dat het winkeltje in handen is van een familielid. De animo voor het schoolbezoek is nu als bij toverslag verdwenen. De schipper vindt dat niet leuk, maar daar heeft de groep geen boodschap aan. Na ruim een uur stappen we weer op het vaste land.

     

Twee groepsleden willen graag nog één bepaalde tempel zien, die ruim 30 km van Angkor Wat verwijderd ligt. Een deel van de groep gaat zich in de stad vermaken, wij gaan mee naar de bewuste tempel.

* Banteay Srei. Ook wel de 'Citadel van de Vrouwen' genoemd. Het was geen koninklijke staatstempel en daarom niet groot.

Franse archeologen die de tempel voor het eerst zagen gaven haar de naam ‘juweel van Angkor’ en daarmee is niets te veel gezegd. De tempel is klein maar fijn. De basreliefs zijn bijzonder gedetailleerd en schitterend mooi. Het was zeker de moeite waard om hiervoor naar Angkor terug te rijden. Weer terug in Siem Reab droppen we een paar reisgenoten bij het hotel en rijden we met z’n zessen verder naar het vlindertuinrestaurant om te lunchen. In de tuin, waar een net over gespannen is, leven 500 soorten vlinders. Vervolgens lopen we naar de 200 m verderop gelegen markt en hier gaat ieder verder zijn/haar eigen gang. Op de markt zien we o.a. hele grote gebakken cycaden liggen en een simpel zomerrokje lijkt voor mij gemaakt en neem ik ook maar even mee. Verder bekijken we een fotogalerie en gaan dan met een tuktuk terug naar het hotel.’s Avonds rijden we naar een grote zaal waar we samen met heel veel anderen eerst genieten van een zeer uitgebreid en goed verzorgd buffet. Geen rijen wachtenden, grote variatie, geen geplunderde schalen, kortom: alles loopt geolied. Om half 8 begint een voorstelling van Cambodjaanse dansen; mooie kostuums en heel sierlijk. Elke beweging lijkt in slow motion te gaan. Jan vindt het stroperig, ik vind het wel mooi.

dinsdag 2 februari: Siem Reab > Phnom Penh

Na het ontbijt de bus in om naar Phnom Penh te rijden. Het landschap is vlak en niet erg indrukwekkend. We houden een koffiestop bij een wegrestaurant waar ook een kleine markt bij is en altijd is er weer wat bijzonders te zien. Een vrouw loopt met een grote schaal snacks rond: grote gefrituurde spinnen. We zien ze ook op de markt liggen. Ze zijn hier trouwens toch liefhebbers van beestjes met meer dan 4 poten want, al dan niet gefrituurd en op smaak gebracht met knoflook en lenteuitjes, liggen hier de cycaden, rupsen, sprinkhanen en mestkevers in grote hoeveelheden op de Cambodjaanse smulpapen te wachten. Even later zien we hoe zo’n gebakken spin er in zijn vorige leven uitzag: nog groter en griezeliger dan ik dacht!

    

Tegen 2 uur zijn we bij ons hotel in Phnom Penh. De stad ligt op de plaats waar de rivieren Mekong en Tonlé Sap samenkomen. En omdat de Mekong zich daar opnieuw splitst noemden de Fransen de plek Quatre Bras, vier armen, en de Cambodjanen spraken over Chato Mukha: de vier gezichten. Volgens de legende is de stad in 1372 gesticht door mevrouw Penh, een rijke weduwe. Zij vond aan de oever van de rivier een holle boomstam met daarin vijf boeddhabeelden. Ze bouwde een tempel op een heuvel (phnom) in de buurt van de rivier waar ze de beelden onderbracht. Sindsdien staat de stad bekend als Phnom Penh, de heuvel van Penh. Na het vertrek van de Fransen in 1953 groeide de stad spectaculair door de vele vluchtelingen voor de Amerikaanse bombardementen in de oostelijke provincies. In 1975 namen de Rode Khhmer de stad in en verdreven vrijwel iedereen uit de stad. Na de genocide trof men een spookstad aan: watervoorziening en elektriciteit werkten niet meer, riolering stuk en veel huizen in puin. Nu  herinneren de brede boulevards en Franse villa’s aan het koloniale verleden. In tegenstelling tot Vientiane en zeker tot Luang Prabang is Phnom Penh een erg drukke, van uitlaatgassen vergeven stad met constant verkeerslawaai. Men parkeert de veelal dure auto’s op de stoep; want waar moet je ze anders zetten? Brommers proberen ergens sneller te komen door over de hele smalle stukjes stoep te rijden die nog resten, dus als voetganger ben je nergens.

    

We eten snel een broodje met een kop koffie en hebben dan nog even tijd voordat we een wandeling door een sloppenwijk gaan maken. Een groot deel van de inwoners van Phnom Penh woont in armzalige behuizing. Een deel van deze sloppenwijk is al weg omdat de gemeente op deze grond dure huizen wil zetten. De bewoners wordt aangezegd voor een bepaalde datum te vertrekken, zo niet dan komt de bulldozer. Waar al deze gezinnen naar toe moeten vertelt het verhaal niet. Dus zo ontstaan een eindje verderop weer nieuwe sloppenwijken.

     

Na een paar uur lopen we met zijn tweetjes naar het warenhuis om op de bovenste etage wat te drinken. We hebben hier een goed uitzicht op de Psar Thmei, de nieuwe of centrale markt. Het is een van de drukste markten van Phnom Penh. De markt is overdekt en in het midden van de dertiger jaren van de vorige eeuw door Franse architecten gebouwd. De hal is okergeel en gebouwd in art-decostijl. De centrale hal is overdekt door een koepel van 45 m doorsnee, de op twee na grootste ter wereld. Vanuit het midden gaan vier vleugels.

Inmiddels is de avond al begonnen dus op zoek naar een restaurant, maar dat valt nog niet mee. Kennelijk zijn we helemaal de verkeerde kant op gelopen. Eerst komen we in een hoerenkast terecht; dat toch maar niet! Uiteindelijk strijken we neer bij een eethuisje waar met name de eigen bevolking komt: nog geen €5,- voor twee porties eten en drie biertjes. De serveerster is erg vriendelijk en laat ons ingemaakte knoflook met pepertjes proeven. Gelukkig zijn we niet ver van het hotel en kunnen we het stof van de stad er weer af spoelen.

woensdag 3 februari: Phnom Penh

Vanmorgen een stukje nog vrij recente geschiedenis van Cambodja, de burgeroorlog. In 1969 werd Cambodja ongewild bij de Vietnamoorlog betrokken toen de Amerikanen vermeende bases van communistische guerrilla’s bombardeerden. Hierbij kwamen duizenden burgers om het leven. Amerikaanse en Zuid Vietnamese troepen trokken in 1970 tevergeefs het land in om de communistische troepen te vernietigen. Ze dwongen de Cambodjaanse linkse guerrilla’s (de Rode Khmer) verder de binnenlanden in. Wrede gevechten braken kort hierna in het gehele land uit en Phnom Penh viel aan de Rode Khmer in april 1975. In de volgende vier jaar vermoordden de Rode Khmer onder leiding van Pol Pot op systematische wijze zo’n 2 miljoen Cambodjanen. Vooral hoger opgeleiden en intellectuelen waren het slachtoffer. Het doel was om Cambodja om te vormen tot een enorm landbouwcoöperatief. Geld werd afgeschaft, de posterijen ook, de bewoners werden slaven en het land was vrijwel afgesloten van de buitenwereld. Vietnam viel Cambodja in 1978 binnen, na schendingen van haar grenzen. De Rode Khmer werden teruggedrongen tot in de regenwouden aan de Thaise grens en voerden vanuit het bos tot in de 80-er jaren een guerrilla-oorlog tegen de door de Vietnamezen gesteunde regering.We bezoeken vanmorgen het Tuol Sleng Genocide Museum. In april 1975 namen de Rode Khmer direct de Tuol Svay Prey High School in gebruik als gevangenis. De gevangenis stond bekend als S-21 en grootste detentiecentrum van het land. De Rode Khmer dwongen de gevangenen door middel van martelingen tot bekentenis en stuurden hun slachtoffers daarna voor executie naar de Killing Fields van Choeung Ek. Degenen die bezweken aan de martelingen verdwenen in massagraven op het gevangenisterrein. Volgens documenten zijn bijna alle 17.000 gedetineerden vermoord. Het Vietnamese leger trof er in 1979 slechts 7 overlevenden aan. 14 mensen werden nog in de laatste minuten doodgemarteld. Het museum toont de gevangenis zoals die in 1979 werd aangetroffen. We krijgen een gids mee; erg vermoeiend om te volgen wat hij zegt. Ik vind dat niet zo erg, want ik wil de gruwelijke details niet horen, noch de foto’s ervan zien. Het zien van het gebouw en de cellen en het weten is genoeg voor mij.

Daarna bezoeken we Choeung Ek Memorial (Killing Fields). 15 km ZW van Phnom Penh ligt het executieterrein van Choeung Ek. Minstens 17000 mensen, van wie er velen in de Tuol Slenggevangenis hadden gezeten, werden hier doodgeknuppeld om munitie uit te sparen. Op het terrein zijn in 1980 de stoffelijke resten geborgen van 8985 mannen, vrouwen en kinderen. Van de 129 massagraven zijn er 43 nooit geopend. In de herdenkingsstoepa liggen achter glazen panelen de opgestapelde schedels en botten van slachtoffers, gerangschikt naar leeftijd en geslacht. Overal op het terrein zie je de kuilen waar men de stoffelijke overschotten gevonden heeft. Ze zijn herbegraven in verschillende massagraven waar een hek om heen staat met een simpel bordje erbij waarop vermeld staat hoeveel slachtoffers er liggen. Het is een erg eenvoudige, maar ook ingetogen plaats. Dit is niet het vrolijkste stukje van de vakantie, maar wil je iets van de geschiedenis van dit land begrijpen dan kun je hier je ogen niet voor sluiten.

Als we net op de weg terug zijn zien we een auto twee bromfietsen aanrijden en hij rijdt door! De ene man staat redelijk snel op, maar de ander blijft roerloos op het hete asfalt liggen en niemand doet wat, alles rijdt door. Onze reisleider laat de bus stoppen om te zien of we de man hulp kunnen verlenen, maar de chauffeur wil dat niet en rijdt door, bang voor problemen. Het schijnt hier vaak voor te komen: men is vaak onverzekerd dus als schuldige partij zorg je dat je wegkomt. Maar iemand die er niets mee te maken heeft en misschien wil helpen wordt er dan van beschuldigd de veroorzaker van het leed te zijn met alle gevolgen van dien. Iedereen is er behoorlijk van onder de indruk. Terug in Phnom Penh laten Jan en ik ons afzetten bij de Psar Tuol Tom Pong (Russische Markt) in het zuiden van de stad. De markt wordt zogenoemd omdat alle goederen die daar in de jaren 80 verhandeld werden uit Rusland kwamen. Het is de beste plaats in de stad om souvenirs te kopen. Verder zijn er eetstalletjes in het midden van de markthal. We zijn hier voornamelijk om te zoeken naar de stand van ‘Friends’, een educatie- en reïntegratieproject waarbij 1800 kinderen en hun ouders opgevangen en begeleid worden en zich tot doel stelt kansarme kinderen en hun familie een toekomst te geven. Hier op de markt verkopen ze kettingen, armbanden, maar ook etuis, schrijfmappen, etc. van papier gemaakt  door de ouders van arme kinderen, zodat dankzij deze verdiensten hun kinderen naar school kunnen. We kopen hier wat kleine cadeautjes.

Dan nemen we een tuktuk naar het Nationaal Museum. Hier vlak in de buurt moet het restaurant van ‘Friends’ zijn. Achtergestelde jongeren kunnen hier een opleiding krijgen tot kok of ober. We vinden het vrij snel. De bediening is perfect, evenals het eten. Op de rug van de het t-shirt van het personeel kun je lezen of je met een ´student´ of ´teacher´ te maken hebt. Op een schoolbord staan de  namen van degenen die koken, bedienen of les geven. Om een indruk te geven: Jan eet een heerlijk gebakken stuk vis met een Italiaanse touch en ik eet gefrituurde wontons met garnalenvulling. Vooraf een heerlijk fruitdrankje van passievrucht en watermeloen en tot slot heerlijk krokant gebakken banaantjes in een limoensausje met een bolletje vanilleijs. Beter kun je het bij ons niet krijgen, toch?Aan de overkant van de straat is een klein voorlichtingscentrum waar een jongen ons vertelt wat er zoal voor kansloze kinderen gedaan wordt door NGO’s (Non Government Organisation). Jammer alleen dat het Engels van deze voorlichter, ooit ook kansarm, nauwelijks te volgen is. Je moet heel goed je oren spitsen om überhaupt te horen dat hij Engels spreekt.Hierna brengen we een bezoek aan het koninklijk paleis. Gebouwd tussen 1866 en 1870 in klassieke Khmerstijl. Sinds de terugkeer van koning Sihanouk in 1991 is het weer in gebruik als koninklijke residentie en een deel ervan is voor publiek gesloten. De troonhal (Preah Tineang Tevea Vinicchay) is een witgepleisterde hal met daken van oranje tegels en een 59m hoge toren met vier gezichten. Hij diende voor kroningen en ontvangsten. Spiegels om boze geesten af te schrikken.

Verder nog een paar gebouwen die we niet bekijken en, in de steigers, het Paviljoen van Napoleon III met een gietijzeren constructie van 2 verdiepingen met balcons en klokketoren. Het diende in 1869 als tijdelijk onderkomen voor de Franse keizerin Eugenie in Egypte, waar ze verbleef in verband met de opening van het Suezkanaal. 7 jaar later schonk de Franse koning het aan koning Norodom. Wat een rijkdom allemaal! Op hetzelfde terrein bekijken we de Zilveren Pagode. De pagode dankt haar naam aan de 5329 zilveren vloertegels, die elk van meer dan een kilo zilver zijn gemaakt.Een andere naam is ‘Pagode van de Smaragden Boeddha’. De pagode dient nu als museum. Om de zilveren tegels te beschermen is de vloer grotendeels bedekt met tapijt. De tegels die we zien vallen ons eigenlijk een beetje tegen. Op een verguld voetstuk hoog boven het altaar staat het smaragdgroene beeldje van een mediterende boeddha, 50 cm hoog en daterend uit de 17e eeuw. Voor het altaar een levensgroot gouden beeld van een staande boeddha, 90 kg zwaar. Het beeld is bedekt met 2086 diamanten, waarvan de grootste 25 karaat. Verder nog een aantal kostbaarheden en veel giften van buitenlandse staatshoofden. De binnenhof is omgeven door een muur met fresco’s, die echter aan de onderkant beschadigd zijn door opstijgend vocht tijdens moessonregens. Er staat een ruiterstandbeeld van koning Norodom, geschonken door keizer Napoleon III. Het beeld vertoonde destijds ook diens gelijkenis en daarom is het hoofd vervangen door het gezicht van de Cambodjaanse koning!Over de boulevard langs de Tonle Sap rivier lopen we naar de Wat Phnom die ligt op de ongeveer 30m hoge Penhheuvel.  Veel bezoekers bidden er om bescherming tijdens een reis, succes bij ondernemingen of genezing bij ziekte. Als dank worden er offergaven naar de tempel gebracht.

Toch wel een beetje moe, we zijn per slot van rekening al vanaf half 9 vanmorgen onderweg, komen we om 5 uur weer bij het hotel.Na het overvloedige maal van vanmiddag hebben we weinig trek en ook weinig zin er weer op uit te gaan. Dus eten we een kleinigheid in het hotel.

donderdag 4 februari: Phnom Penh > Sihanoukville

Vandaag gaan we naar de laatste pleisterplaats van deze vakantie: naar de badplaats Sihanoukville aan de Golf van Thailand. Het is inclusief pauze voor een kopje koffie (en ik koop hier een supersappige en zoete mango, die keurig voor me geschild en in stukken gesneden wordt) 5 uur rijden. Sihanoukville is de grootste haven en enige echte badplaats van het land en ontwikkelt zich in hoog tempo als toeristenoord. Ons hotel ligt vrijwel aan het strand: de weg oversteken en dan heb je allemaal open strandrestaurantjes. Het strand is maar heel smal, ik schat hooguit 15 tot 20 meter.We gaan hier eerst maar eens op ons gemak lunchen. Dan even in het hotel onze strandkleding en wat ‘bezigheidsartikelen’ zoals lectuur en puzzelboekje gehaald en dan zijn we er klaar voor: we installeren ons op een ligbed onder een parasolletje, koud drankje erbij en dan … lekker luieren met af en toe een duik in zee.

    

Het water is heerlijk van temperatuur en ziet er schoon en helder uit. Er staat een stevig windje, maar het is zeker niet koud. Het strand loopt langzaam af in zee, dus je kunt een heel eind erin en dan nog staan. Tenminste als je op de been kunt blijven in de hoge golven. Zwemmen is daardoor niet goed mogelijk maar het is lekker even kopje onder te gaan. Op het strand lopen verkopers met vele soorten handel: zonnebrillen, fruit, kreeft, dames die het nodig vinden je benen te ontharen ook al is er naar mijn idee geen haartje te zien of je nagels willen lakken, enz. enz.

vrijdag 5 februari: Sihanoukville

Vandaag met een paar anderen afgesproken naar het Ream Nationaal Park te gaan,want weer een hele dag aan het strand zien we niet zo zitten. Het park ligt langs de Golf van Thailand, is in 1993 gesticht en bestaat uit 210  km² land en zee met zandstranden, (mangrove)bossen, kreken, koraalriffen en twee eilanden Er leven herten, civetkatten, miereneters, een bijzondere apensoort (krabetende makaak) en wel 155 vogelsoorten. In het water komen dolfijnen voor. Vanuit het hoofdkwartier organiseren parkwachters boottochten.

Om half 10 vertrekken we met een minibusje naar het park 23 km buiten Sihanoukville. Daar stappen we over in een bootje en varen langs oevers met mangroven. We zien verschillende witte reigers en een paar roofvogels. De plaatselijke bevolking vist op garnalen en vangt krabben of rapen oesters (of heet dat plukken?). Men staat hiervoor de hele dag tot de borst in het brakke water. We vangen een glimp op van een paar dolfijnen en zien grote aantallen kleine zilverkleurige visjes boven het water springen, zoals de platte steentjes over het water springen als wij ze op een bepaalde manier in het water gooien. Het is een grappig gezicht. Na zo’n 1½ uur varen leggen we aan bij een verlaten strandje waar we de gelegenheid krijgen om te zwemmen. Helaas, niemand is hierop voorbereid dus we hebben geen zwemkleding bij ons. Ik vermaak me met het zoeken naar mooie schelpjes. Dan lopen we een stuk over het eiland waar we worden gewezen op een plant met kleine helderwitte bloemetjes; het blijken witte spinnetjes te zijn met krullerige pootjes, heel bijzonder. Verderop een grijze eekhoorn, zo groot als een kleine aap, met een enorme dikke staart. Ook vrij grote paddestoelen, die als donkerrode bloemen op een boomstam geplakt zitten. Dan komen we bij een klein vissersdorpje, waar de grote jackfruits aan de bomen hangen Er staat hier een klein christelijk schooltje waar blijmoedig gezongen wordt. Binnen staan enkele jonge vrouwen samen met een gitarist enthousiast te zingen en te klappen. Ze dragen een t-shirt met de tekst “Jesus is our Christ”. We worden met z’n drieën binnengehaald. Kinderen in de schoolbankjes, met hun boek voor hun neus, zingen en klappen mee. Langs de kant en achterin zitten ouders met babies en kleuters. We klappen dapper mee. Na afloop moeten we samen met de zangeressen en de voorganger op de foto, staan dus vast volgende week in het kerkblaadje!Als we de anderen weer gevonden hebben krijgen we een eenvoudige, maar erg smakelijke lunch: baracudavis met knoflook in folie geroosterd op een houtskoolvuurtje. Daarbij wat rauwkost, een baguette (erfenis van de Fransen), een blikje fris en bananen en ananas toe. Het varken dat een paar meter verderop aan een touw vast zit heeft de dag van zijn leven: alle restanten zijn voor hem en ook hij vindt het smakelijk want alles wordt in no time weggeslobberd.

Dan weer de boot in voor de terugtocht. Dit keer worden we getrakteerd op een zeearend, een paar zwarte ooievaars, ijsvogeltjs en nog een paar vogels waarvan ik de naam niet weet. Nog even een stop bij een uitkijktoren en dan weer richting Sihanoukville waar we aan het eind van de middag arriveren. Het was een heerlijke dag zo op het water. Gauw de zwemkleding aan en nog even naar de overkant voor een frisse duik voordat de zon ondergaat.

zaterdag 6 februari: Sihanoukville

Vandaag de laatste hele vakantiedag. Na het ontbijt lopen we een eindje langs de vloedlijn tot we niet meer verder kunnen vanwege de hoge rotsen. Dan besluiten we naar het stadje Sihanoukville te gaan, ongeveer 3 km lopen, om eens de plaatselijke markt te bekijken. Opvallend is dat er geen souvenirshops zijn, ondanks het grote aantal hotels. Vinden wij trouwens helemaal niet erg. De markt is groot en overdekt. Er worden lotusbloemen verkocht, maar eerst worden de buitenste blaadjes omgevouwen en dat geeft een leuk effect.

Wat verderop scharrelen kippen tussen de verse vis rond en bij de slager zie ik een groot koeienoog tussen het vlees liggen. Direct naast een groentenkraam is de kapster bezig de haren van een vrouw te wassen, die hiervoor languit op een paar stoelen ligt met een grote kom onder haar hoofd. We mogen een paar lekkernijen proeven: een zoet blokje met sesamzaad en iets dat doet denken aan turkish delight.Na de markt drinken we koffie bij een Italiaan, wippen nog even de plaatselijke supermarkt in en lopen dan terug naar het strand om daar op een terras een broodje tonijn te eten.Jan gaat nu even zijn bed opzoeken en ik de strandstoel. Wanneer Jan zijn tukje heeft gedaan blijven we nog een uurtje luieren en badderen. Naast de al eerder genoemde handel op het strand ook opvallend veel bedelaars die arm en/of been missen. Ongetwijfeld slachtoffers van de landmijnen waarvan de Rode Khmer er talloze neerlegden om vluchten van de bevolking te voorkomen. Ook zien we een paar keer blinde mensen, die door een stok verbonden met een heel jong kind over het strand schuifelen, even stoppen als het kind weg loopt om geld te ontvangen van de toeristen, en dan weer aan de stok verder schuifelen. Het is heel triest om te zien hoe zo’n kindje de hele dag moet leven.

    

In de namiddag maken we nog een stevige tippel naar het andere eind van de baai en terug. Lekker met de pootjes door het water. Vandaag bij elkaar toch weer een kleine 15 km gelopen. Andere groepsleden zijn later verbaasd dat we ‘dat hele eind’ met die warmte zijn gaan lopen. Maar wij lopen nu eenmaal graag en vonden het zelf nogal meevallen. Nog een laatste drankje bij het inmiddels vertrouwde strandtentje en dan is het strand van Sihanoukville voor ons echt voorbij.Deze laatste avond eten we gezamenlijk en wordt Henk met tip bedankt voor zijn prettige manier van begeleiden.

zondag 7 februari: Sihanoukville > Phnom Penh Airport

Al vroeg wakker. Toch maar even blijven liggen want het zal lang duren voordat we weer in bed liggen. We vertrekken om half 12 uit ons hotel, dus alle tijd om rustig te ontbijten, de tassen te reorganiseren en een paar straten verder ons laatste glas vers ananassap te drinken.We rijden terug naar het vliegveld van Phnom Phen en stoppen nog even bij een ‘cashewnotenboomgaard’. De bomen dragen rood-gele vruchten zo groot als mandarijnen. Dit vruchtvlees wordt nauwelijks gebruikt. Daaronder zit de cashewnoot in een keiharde bast. Door de noten te stomen wordt de bast zacht zodat hij open gemaakt kan worden en dan pas heb je de ons bekende cashewnoot, die wij dan weer bakken. Ik laat me nog één keer verleiden door zo’n heerlijke verse mango en dan arriveren we om kwart voor 4 uur op het vliegveld van Phnom Penh. Hier wacht ons een onaangename verrassing: bagage niet meer dan 15 kg in plaats van 20 kg. Voor ons een kwestie van een paar boeken en een extra lege tas eruit en dan lukt het wel onder deze limiet te blijven, maar enkele van onze medereizigers moeten fors bij betalen. Ook kan de bagage niet direct doorgelabeld worden naar Amsterdam. Dat betekent in Bangkok eerst weer door de douane, de bagage van de band halen en opnieuw inchecken. Op zich niet zo erg, ware het niet dat we om 6 uur ‘avonds landen en het vliegtuig naar Amsterdam pas om half 3 ’s nachts vertrekt. Dus we zullen het een aantal uren moeten doen met harde ijzeren stoeltjes en af en toe een rondje lopen in de vertrekhal. Net voor middernacht kunnen we eindelijk incheckenen vervolgens weer een paar uur wachten.

maandag 8 februari: Aankomst Amsterdam / Schiphol

We vertrekken op tijd. Van slapen komt niet zo heel veel. Even voor 9 uur in de ochtend landen we op een koud (-5°) Schiphol. Dat valt wel even tegen: bijna 40° temperatuursverschil. Stef haalt ons gelukkig op en precies 30 uur na ons vertrek uit Sihanoukville zijn we weer in Ruurlo. Eerst een kop echte Hollandse koffie en dan de gebruikelijke activiteiten na zo’n reis. ’s Avonds liggen we er al vroeg in: tussen 7 en 8 uur kruipen we in ons mandje. Wat een weelde: na 41 uur weer in een heerlijk bed. Maar voor we gaan slapen concluderen we nog wel even dat dit weer een hele mooie en vooral ontspannen reis was. Misschien toch nog één klein 1 minpuntje: we hebben geen hoedje voor de verzameling kunnen vinden!

ORCA avontuur

Home Reizen van Jan en Carla